eenoog

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  eenoog    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • een·oog
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord eenoog eenogen
verkleinwoord eenoogje eenoogjes

Zelfstandig naamwoord

deeenoogv/m

  1. persoon of dier met één oog
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord eenoog staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
94 %van de Nederlanders;
93 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.