emmeren

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  emmeren    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • em·me·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘zaniken’ voor het eerst aangetroffen in 1914 [1]
  • afgeleid van emmer met het achtervoegsel -en [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
emmeren
emmerde
geëmmerd
zwak -d volledig

Werkwoord

emmeren [3]

  1. inergatief, (informeel) zaniken, zeiken, zeuren
    • Hou eens op met emmeren! 
Synoniemen
Hyponiemen
  • dooremmeren
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord emmeren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
96 %van de Nederlanders;
72 %van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.