equator

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  equator    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • equa·tor
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘evenaar’ voor het eerst aangetroffen in 1598 [1]
  • Van het Latijnse "aequare" (gelijkmaken, evenaren) met het achtervoegsel -ator [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord equator equators
equatoren
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

deequatorm

  1. (aardrijkskunde), (landmeetkunde) de denkbeeldige scheidslijn tussen het noordelijk en zuidelijk halfrond op aarde of op de hemelglobe
    • Het vlak van de equator staat haaks op de aardas, midden tussen de polen. en strekt zich uit tot aan de hemelglobe. 
  2. (biologie), (anatomie) de grens van het tandvlees
    • De prothetische equator van de afzonderlijke tanden. 
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord equator staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
87 %van de Nederlanders;
85 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

  • Zie de doorverwijspagina op Wikipedia voor meer informatie.

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.