erfpacht
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: erfpacht (hulp, bestand)
- IPA: / ˈɛrəfpɑxt / (2 of 3 lettergrepen)
Woordafbreking
- erf·pacht
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van erf ww en pacht zn [1][2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | erfpacht | erfpachten |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de erfpacht v / m
- (juridisch) pacht waarvan de duur niet aan het leven van de pachter verbonden is en die op diens erfgenamen overgaat
Afgeleide begrippen
|
|
|
|
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord erfpacht staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "erfpacht" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ erfpacht op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.