leenwoord

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  leenwoord    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈlenʋɔːrt/
Woordafbreking
  • leen·woord
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘ontlening’ voor het eerst aangetroffen in 1910.[1]
  • Leenvertaling uit Duits Lehnwort; samenstelling van  leen ww  en  woord .
enkelvoud meervoud
naamwoord leenwoord leenwoorden
verkleinwoord leenwoordje leenwoordjes

Zelfstandig naamwoord

hetleenwoordo

  1. (taalkunde) een woord dat door een taal uit een andere taal overgenomen is
    • Het zelfstandige naamwoord download is een leenwoord uit het Engels. 
Synoniemen
Antoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord leenwoord staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
96 %van de Nederlanders;
96 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.