euvel

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  euvel    (hulp, bestand)
  • IPA: /'øː.vəl/
Woordafbreking
  • eu·vel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord euvel euvelen
euvels
verkleinwoord euveltje euveltjes

Zelfstandig naamwoord

heteuvelo [3]

  1. mankement, storing, kwaal, gebrek
    • De auto wilde eerst niet starten, maar het euvel was snel verholpen. 
     De andere vleugel biedt ruimte aan de lounge, de ontbijtzaal en ons bescheiden restaurant, waar ik een vaste tafel voor u heb gereserveerd aan het raam met uitzicht op de pergola en de rozentuin, of wat daarvan over is, waarachter u de vijver kunt zien glinsteren. De fontein is helaas al een paar jaar buiten gebruik, maar ik kan u verzekeren dat onze kokkin haar uiterste best zal doen om u mild te stemmen jegens dit euvel.'[4]
  2. een slechte zaak
    • Verslaving aan medicijnen is een ernstig euvel. 
Hyponiemen
  • handeuvel, voeteuvel
Afgeleide begrippen
Vertalingen
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen euveleuvelereuvelst
verbogen euveleeuvelereeuvelste
partitief euvelseuvelers-

Bijvoeglijk naamwoord

euvel

  1. slecht, verkeerd, ongunstig
Uitdrukkingen en gezegden
  • De euvele moed hebben [om]
(slechte, ongehoorde) moed hebben om dingen te doen die niet mogen (≈ Het gore lef hebben)
Hij had de euvele moed om de docente tegen te spreken.
  • Iemand iets euvel duiden
Iemand iets kwalijk nemen, iemand iets verwijten
  1. «U moet mij dit niet euvel duiden

Gangbaarheid

  • Het woord euvel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
92 %van de Nederlanders;
87 %van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.