fietsbrug

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  fietsbrug    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈfitsbrʏx/ (2 lettergrepen)
    • (Noord-Nederland): /ˈfits.brɵχ/
    • (Vlaanderen, Brabant): /ˈfits.brʏx/
Woordafbreking
  • fiets·brug
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord fietsbrug fietsbruggen
verkleinwoord fietsbrugje
fietsbruggetje
fietsbrugjes
fietsbruggetjes

Zelfstandig naamwoord

defietsbrugv/m

  1. een brug voor fietsers
    • De oversteekplaats voor fietsers is vervangen door een fietsbrug. 
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord fietsbrug staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.