fietspad
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: fietspad (hulp, bestand)
- IPA: /ˈfitspɑt/
Woordafbreking
- fiets·pad
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van fiets zn en pad zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | fietspad | fietspaden |
verkleinwoord | fietspaadje | fietspaadjes |
Zelfstandig naamwoord
het fietspad o
- (verkeer) een weggedeelte of vrijliggend pad dat is gereserveerd voor het gebruik door fietsers en snorfietsers
- Nederland is uniek in de wereld door de aanwezigheid van het grote aantal fietspaden.
- ▸ De zestien wielrenners uit België fietsten volgens de politie op de weg en niet op het naastgelegen fietspad. De bestuurder van een zwarte auto wilde de groep passeren. Bij het inhalen heeft de automobilist waarschijnlijk twee wielrenners geraakt. Volgens de Belgen was er opzet in het spel.[1]
Synoniemen
Hyponiemen
|
Vertalingen
1. een weggedeelte of vrijliggend pad dat is gereserveerd voor het gebruik door fietsers en snorfietsers.
|
|
Gangbaarheid
- Het woord fietspad staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "fietspad" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron “Automobilist die doorreed na ongeluk met wielrenners meldt zich” (16 mei 2022), NOS
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.