flora

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  flora    (hulp, bestand)
  • IPA: /floˈrɑ/
Woordafbreking
  • flo·ra
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘gezamenlijke planten van een streek’ voor het eerst aangetroffen in 1760 [1]
  • van Flora, de Romeinse godin van bloemen en van de lente
enkelvoud meervoud
naamwoord flora flora's
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

deflorav

  1. het plantenrijk in een bepaalde streek of periode
    • Madagascar heeft een ontzettend rijke flora, met vele soorten die enkel daar voorkomen. 
Synoniemen
  • plantenwereld
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Hyponiemen
  • darmflora
  • duinflora
  • microflora
  • stinsenflora
  • stroomdalflora
  • zinkflora
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord flora staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Engels

Uitspraak
  • Geluid:  flora (VS)    (hulp, bestand)
enkelvoud meervoud
flora florae
floras

Zelfstandig naamwoord

flora

  1. flora

Zweeds

Zelfstandig naamwoord

flora g

  1. flora
Verbuiging
floras enkelvoud meervoud
  onbepaald bepaald onbepaald bepaald
  nominatief     flora     floran     floror     flororna  
  genitief     floras     florans     florors     florornas  
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.