forel

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  forel    (hulp, bestand)
  • IPA: /foˈrɛl/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • fo·rel
Woordherkomst en -opbouw
  • van Duits Forelle, in de betekenis van ‘beenvis’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1700 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord forel forellen
verkleinwoord forelletje forelletjes

Zelfstandig naamwoord

deforelv/m

  1. (straalvinnigen) benaming voor zalmachtige zoetwatervissen uit de geslachten Salmo , Salvelinus  en Oncorhynchus 
Hyperoniemen
Verwante begrippen
Hyponiemen
  • bergforel, boogforel, ridderforel, rijnforel, rivierforel, roodforel, woudforel, zalmforel
Afgeleide begrippen
  • forelbaars, forelzalmen
  • forelei, forelhaak, forelkuit, forelschimmel, forelwater, forellennet, forellenvangst, forellenvijver
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord forel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.