fundi

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  fundi    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈfundi/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • fun·di
Woordherkomst en -opbouw
  • van Duits  Fundi zn , rond 1982 in zwang gekomen als aanduiding voor een stroming binnen de ecologische partij Die Grünen, op te vatten als (verkorting) van fundamentalist, maar dan niet in de extremistische betekenis
enkelvoud meervoud
naamwoord fundi fundi's
verkleinwoord fundietje fundietjes

Zelfstandig naamwoord

defundim

  1. (politiek) iemand van de politieke strekking die fundamentele, principiële strijdpunten tracht te realiseren
  2. (figuurlijk) (pejoratief) iemand die hardnekkig en principieel aan eerdere uitgangspunten van een groep vasthoudt
Antoniemen

Zelfstandig naamwoord

defundimv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord fundus

Gangbaarheid

  • Het woord fundi staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
39 %van de Nederlanders;
34 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.