gårdsbruk

Noors

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: / ˈgoːɾsbɾʉːk /
Woordafbreking
  • gårds·bruk
Woordherkomst en -opbouw

Samenstelling van  gård zn "boerderij, hoeve"  en  bruk zn "gebruik"  met het invoegsel -s- 

Naar frequentie 65981
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   gårdsbruk     gårdsbruket     gårdsbruk     gårdsbruka
gårdsbrukene  
genitief   gårdsbruks     gårdsbrukets     gårdsbruks     gårdsbrukas
gårdsbrukenes  

Zelfstandig naamwoord

gårdsbruk, o

  1. (landbouw) boerenbedrijf, landbouwbedrijf
    «Bare det siste året har åtte til ti gårdsbruk blitt lagt ut for tvangssalg i Steinkjer.»
    Alleen in het laatste jaar zijn acht tot tien boerderijen in Steinkjer in het faillissement gerakt.
  2. (landbouw) boerderij, hoeve, hofstede
Schrijfwijzen
Synoniemen
  • [1]:  gårdsdrift zn 
  • [2]:  bondegård zn 
  • [2]:  gård zn 
Hyperoniemen
Afgeleide begrippen
  • [2]:  gårdbruker zn 
Verwante begrippen
  • [1]:  jordbruk zn 
Opmerkingen

Zelfstandig naamwoord

gårdsbruk

  1. nominatief onbepaald mannelijk meervoud van statsborger

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Det Norske Akademis Ordbok (NAOB) gårdsbruk (in het Noors; geraadpleegd 2020-05-01)
  2. Bokmålsordboka gårdsbruk (in het Noors; geraadpleegd 2020-05-01)
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.