gannef

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  gannef    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈɣɑnəf/
Woordafbreking
  • gan·nef
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord gannef gannefen
gannefs
ganneven
(gannovem)
verkleinwoord (gannefje) (gannefjes)

Zelfstandig naamwoord

degannefm

  1. (Bargoens), meestal (scheldwoord) dief, oplichter, schurk
    • Alles is gejat door die gannef! 
  2. meestal (schertsend) boef, schelm (over kinderen die op een slimme manier toch hun zin krijgen)
Vertalingen

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als werkwoord

Werkwoord

vervoeging van
ganneven

gannef

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ganneven
    • Ik gannef. 
  2. gebiedende wijs van ganneven
    • Gannef! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ganneven
    • Gannef je? 

Gangbaarheid

  • Het woord gannef staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
22 %van de Nederlanders;
8 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.