garður

IJslands

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Oudnoorse zelfstandige naamwoord garðr (omheining)

Zelfstandig naamwoord

  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   garður     garðurinn     garðar     garðarnir  
genitief   garðs     garðsins     garða     garðanna  
datief   garði     garðinum     garðum     garðunum  
accusatief   garð     garðinn     garða     garðana  

garður, m

  1. (tuinieren) hof, park, tuin
  2. hek, omheining
  3. studentenhuis (met park)
  4. (meteorologie) een voortdurende koude wind
Synoniemen
  • [3]: stúdentagarður
Hyperoniemen
  • [1]: ræktað svæði
  • [2]: hlaðinn veggur
  • [4]: kaldur vindur
Afgeleide begrippen
  • [1]: dýragarður
  • [1]: flóðgarður
  • [1]: grasagarður
  • [1]: grasafræðigarður
  • [1]: grasgarður
  • [1]: húsagarður
  • [1]: kirkjugarður
  • [3]: stúdentagarður
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.