gelijkbenig

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  gelijkbenig    (hulp, bestand)
  • IPA: /ɣəlɛɪgˈbenəx/
Woordafbreking
  • ge·lijk·be·nig
Woordherkomst en -opbouw
  • Een leenvertaling van het Neolatijnse isosceles, dat zelf ontleend is aan het Oudgriekse ἰσοσκέλης
  • Samenstellende afleiding van gelijk en been met het achtervoegsel -ig
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen gelijkbeniggelijkbenigergelijkbenigst
verbogen gelijkbenigegelijkbenigeregelijkbenigste
partitief gelijkbenigsgelijkbenigers-

Bijvoeglijk naamwoord

gelijkbenig

  1. (wiskunde) (gezegd van een driehoek) waarvan twee aanliggende zijden gelijk in lengte zijn
    • Die taartpunt heeft de vorm van een gelijkbenige driehoek. 
  2. (wiskunde) (gezegd van een trapezium) waarvan de twee niet-evenwijdige zijden gelijk in lengte zijn
    • Alleen als het gelijkbenig is, kan een trapezium een koordenvierhoek zijn. 
Antoniemen
Afgeleide begrippen
  • gelijkbenigheid
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord gelijkbenig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.