geloofsafval

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  geloofsafval    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ge·loofs·af·val
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord geloofsafval
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

geloofsafval m/o [1]

  1. (religie) het verlies van een geloof; het uittreden uit een kerkgenootschap
     Uit het rapport blijkt dat het aantal ongelovigen toeneemt maar dat hun rechten zwaar onder druk staan. In dertien landen staat zelfs de doodstraf op geloofsafval en godslastering. Ook nemen politieke leiders atheïsten en humanisten steeds vaker op de korrel.[2]
Afgeleide begrippen
  • geloofsafvallige
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord geloofsafval staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Weblink bron “Ongelovigen wereldwijd gediscrimineerd” (Dinsdag 9 december 2014, 14:35), NOS
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.