gentiaan

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  gentiaan    (hulp, bestand)
  • IPA: /ɣɛn(t)siˈjan/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • gen·ti·aan
Woordherkomst en -opbouw
  • eponiem van Latijn gentiana, volgens Plinius afgeleid van Gentus , een Illyriesche koning uit de 2e eeuw v. Chr., in de betekenis van ‘plantengeslacht’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1554 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord gentiaan gentianen
verkleinwoord gentiaantje gentiaantjes

Zelfstandig naamwoord

degentiaanv/m

  1. (bloemplanten) een geslacht Gentiana  uit de gentiaanfamilie (Gentianaceae ). Het geslacht kent ongeveer vierhonderd soorten veelal met diepblauwe bloemen, die voornamelijk in gematigde bergstreken van het noordelijk halfrond en de Andes voorkomen. In Europa komen 35 soorten voor, vooral in de Alpen. Het geslacht baardgentiaan (Gentianella ) werd met onder meer de soort veldgentiaan (Gentianella campestris ) voorheen ook ingedeeld bij de gentianen
    • Het plukken van een gentiaan is verboden om de kwetsbare flora van het hooggebergte te beschermen. 
Hyperoniemen
Hyponiemen (in taxonomische zin)
Verwante begrippen
Hyponiemen
  • berggentiaan, Chinese herfstgentiaan, kruisgentiaan, lentegentiaan
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord gentiaan staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
66 %van de Nederlanders;
44 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.