gevang

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  gevang    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ge·vang
Woordherkomst en -opbouw
  • Van het Middelnederlands g(h)evanc, g(h)evange ‘vangst, buit’
  • Naamwoord van handeling van vangen met het voorvoegsel ge- [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord gevang gevangen
verkleinwoord gevangetje gevangetjes

Zelfstandig naamwoord

hetgevango

  1. gevangenis
    • In het gevang werd hij op water en brood gezet. 
Verwante begrippen
Hyponiemen
  • zelfgevang
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord gevang staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
94 %van de Nederlanders;
81 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.