geweer

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  geweer    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ge·weer
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘handvuurwapen’ voor het eerst aangetroffen in 1771 [1]
  • Naamwoord van handeling van weren met het voorvoegsel ge- [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord geweer geweren
verkleinwoord geweertje geweertjes

Zelfstandig naamwoord

hetgeweero

  1. (militair) een draagbaar vuurwapen dat met twee handen moet worden bediend
    • Laat het geweer nu vallen! 
     'Daar stonden ze, helm aan helm, geweer aan geweer, als in steen gehouwen. Ik werd met trots vervuld dat ik het bevel mocht voeren over een handvol mannen die mogelijk in stukken konden worden gereten maar zich niet lieten overwinnen. Op dit soort momenten triomfeert de menselijke geest over de enorme kracht van de materie.[3]
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord geweer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.