grimmigheid

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  grimmigheid    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • grim·mig·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord grimmigheid grimmigheden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

degrimmigheidv

  1. het ruw, boos, verbolgen en onvriendelijk zijn
     Met heldere en stralende blik keek hij iedereen aan alsof hij de aandacht erop wilde vestigen hoe rustig hij de schoten onderging. Toch tekende ook op zijn gezicht die uitdrukking van een nieuwe grimmigheid zich rond de mond af.[2]
     "Die grimmigheid richt zich niet alleen op kunst maar ook op Amsterdam en waar Amsterdam voor staat. Het is eigenlijk ook een aanval op de Hedy's van onze stad, die de stad tot een humane, beschaafde en vrijzinnige maken", aldus Van der Laan.[3]
  2. iets ruws en onvriendelijks
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord grimmigheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Oorlog en Vrede” (1869), G.A. van Oorschot , ISBN 9789028251151
  3. Weblink bron “Van der Laan hekelt cultuurbeleid” (12-01-2012), NOS
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.