handbal

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  handbal    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • hand·bal
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord handbal handballen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

hethandbalo

  1. (sport) teamsport waarbij de bal in het doel van de tegenpartij gegooid moet worden.
    • Handbal is een sport waarbij veelvuldig lichamelijk contact plaatsvindt.[1] 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
enkelvoud meervoud
naamwoord handbal handballen
verkleinwoord handballetje handballetjes

Zelfstandig naamwoord

dehandbalm

  1. kleine bal waarmee men gooit.
Hyperoniemen
Verwante begrippen
enkelvoud meervoud
naamwoord handbal handballen
verkleinwoord handballetje handballetjes

Zelfstandig naamwoord

dehandbalm

  1. (anatomie) deel van de hand

Werkwoord

vervoeging van
handballen

handbal

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van handballen
    • Ik handbal. 
  2. gebiedende wijs van handballen
    • Handbal! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van handballen
    • Handbal je? 

Gangbaarheid

  • Het woord handbal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.