harpoen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  harpoen    (hulp, bestand)
  • IPA: /hɑrˈpun/ (2 lettergrepen)
    • (Noord-Nederland): /ɦɑrˈpun/
    • (Vlaanderen, Brabant): /ɦɑrˈpun/
    • (Limburg): /hɑrˈpun/
Woordafbreking
  • har·poen
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘geweerhaakt werptuig’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1287 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord harpoen harpoenen
verkleinwoord harpoentje harpoentjes

Zelfstandig naamwoord

deharpoenm

  1. een grote pijl met weerhaken aan een touw
    • In de walvisvangst wordt gebruik gemaakt van harpoenen. 
  2. een speer met weerhaken
    • Er zijn harpoenen bekend uit prehistorisch Europa. 
Synoniemen
  • [2] visspeer
Hyperoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord harpoen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
96 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.