hazelaar

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  hazelaar    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ha·ze·laar
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘struik’ voor het eerst aangetroffen in 1546 [1]
  • afgeleid van hazel met het achtervoegsel -laar [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord hazelaar hazelaren
hazelaars
verkleinwoord hazelaartje hazelaartjes

Zelfstandig naamwoord

dehazelaarm

  1. (bloemplanten) Corylus avellana  een in West-Europa inheemse struik uit de berkenfamilie (Betulaceae ). De vrucht van de hazelaar is de hazelnoot, waarvan de kern eetbaar is
    • Mensen met hooikoorts gewaarschuwd voor hazelaars tijdens kerst [3] 
Hyperoniemen
Hyponiemen (in taxonomische zin)
Verwante begrippen
Hyponiemen
  • krulhazelaar
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord hazelaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
95 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.