hobbel
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: hobbel (hulp, bestand)
- IPA: / ˈhɔbəl / (2 lettergrepen); /ɦɔbəl/
Woordafbreking
- hob·bel
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘oneffenheid’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1546 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | hobbel | hobbels |
verkleinwoord | hobbeltje | hobbeltjes |
Zelfstandig naamwoord
de hobbel m
- kleine verhoging in de weg
- Die hobbels verhinderen plezierig rijden.
- (figuurlijk) iets dat belemmert
- We moeten nog een paar hobbels nemen.
Afgeleide begrippen
Vertalingen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
hobbelen |
hobbel
Gangbaarheid
- Het woord hobbel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "hobbel" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ "hobbel" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Afrikaans
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | hobbel | hobbels |
Zelfstandig naamwoord
hobbel
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.