hockeyteam

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  hockeyteam    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • hoc·key·team
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord hockeyteam hockeyteams
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

hethockeyteamo

  1. (sport) groep hockeyspelers die samenspelen in een wedstrijd
     De 29-jarige hockeyster van Den Bosch heeft meer dan 200 interlands op haar naam staan voor het Nederlands hockeyteam. Welten veroverde met Oranje tot nu toe twee olympische titels, vier Europese titels en twee wereldtitels.[1]
     Toen ik een jaar of 12, 13 was droomde ik van het Nederlandse hockeyteam. Dat is niet gelukt, maar ik vind het mooi om straks langs het veld te staan en hockey op het hoogste niveau met Viaplay naar een breder publiek te brengen.”[2]
Hyponiemen
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord hockeyteam staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. Weblink bron “De NOS Sport Woonkamer Work-outs: train vanuit huis mee met topsporters” (Woensdag 15 april 2020), NOS
  2. Weblink bron
    Dennis Jansen
    “Noa Vahle gaat hockey presenteren bij Viaplay: ‘Een mooie kans’” (31-08-2022), Tubantia
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.