hondsvot

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  hondsvot    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • honds·vot
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘scheldwoord’ voor het eerst aangetroffen in 1580 [1]
  • samenstelling van  hond  en  vot  met het invoegsel -s- 
enkelvoud meervoud
naamwoord hondsvot hondsvotten
verkleinwoord hondsvotje hondsvotjes

Zelfstandig naamwoord

hondsvot v/m of o

  1. (pejoratief) een scheldwoord voor een slordig persoon of schurk (letterlijk: de kont van een hond)
    • Die hondsvot moet eens manieren leren! 
  2. (scheepvaart) een oog aan een blok waaraan het vaste deel van een loper kan worden bevestigd

Gangbaarheid

  • Het woord hondsvot staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
55 %van de Nederlanders;
30 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.