ijsvogel

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  ijsvogel    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈɛisfoɣəl/ (3 lettergrepen)
    • (Noord-Nederland): /ˈɛɪ̯sfoχɔɫ/, /ˈæɪ̯sfoʊ̯χɔɫ/
    • (Vlaanderen, Brabant): /ˈɛːsfoːɣəl/
    • (Limburg): /ˈɛɪ̯zvoːɣəl/
Woordafbreking
  • ijs·vo·gel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord ijsvogel ijsvogels
verkleinwoord ijsvogeltje ijsvogeltjes

Zelfstandig naamwoord

deijsvogelm

  1. (scharrelaarvogels) bepaald soort blauwgroen vogeltje met oranje borst en spitse snavel, Alcedo atthis , dat vooral van visjes leeft
Hyperoniemen
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Hyponiemen (in taxonomische zin)
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord ijsvogel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.