jokken

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  jokken    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈjɔ.kə(n)/
Woordafbreking
  • jok·ken
Woordherkomst en -opbouw
  • *Ontwikkeld uit Middelnederlands jocken “schertsen”, ontleend aan Latijn iocari spelen, schertsen. [1]
  • In de betekenis van ‘liegen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1635 [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
jokken
jokte
gejokt
zwak -t volledig

Werkwoord

jokken

  1. inergatief (verouderd) schertsen
    «dat Ysaac jockede ende foelde mit Rebecca, sijn wijf»[3]
    dat Jacob stoeide en schertste met zijn vrouw Rebecca
  2. inergatief (informeel) (kindertaal) een relatief onschuldige leugen vertellen
    • Volgens mij zat jij een beetje te jokken! 
     Zij hebben onvoldoendes gehaald zonder dat bij thuiskomst meteen verantwoording moest worden afgelegd; zij hebben een keertje gespijbeld zonder dat dit tot een preek leidde; zij konden jokken dat ze geen huiswerk hadden zonder dat ze à la minute als leugenaar ontmaskerd werden.[4]
     Bij jonge kinderen wordt liegen wel ”jokken” genoemd, volgens WikiWoordenboek het „vertellen van een relatief onschuldige leugen.” Blijkbaar kan een leugen ”relatief onschuldig” zijn. Het is goed om dit eens nader te bekijken, ook omdat de Heere God de leugen haat, zo staat er in Zijn Woord.[5]
Afgeleide begrippen
Vertalingen
enkelvoud meervoud
naamwoord jokken jokkens
verkleinwoord jokkentje jokkentjes

Zelfstandig naamwoord

dejokkenm

  1. (verouderd) scherts, grap, leugen
    • Zo een jokken een goed oogmerk heeft, en niemand benadeelt, zo kan men dien laten passeeren.[6] 
    «Dat cruit dat hem vas bevalen to copen
    Vas voer IJselsteijn alrede verscoten
    Mer dijt dedmen om dije scandelicke jocken
    Ende om dije luid den mont toe stoppen.»[7]
    Het kruit dat hij op bevel moest kopen,
    was voor IJselsteijn reeds verschoten,
    maar dit deed men om jouw schandelijke leugens
    en om jou luid de mond te snoeren.

Gangbaarheid

  • Het woord jokken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
91 %van de Vlamingen.[8]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. jokken op website: Etymologiebank.nl
  2. "jokken" in:
    Sijs, Nicoline van der
    , Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org
    ; ISBN 90 204 2045 3
  3. Weblink bron 26 capittel (1458) in:
    Instituut voor Nederlandse Lexicologie (samenstelling en redactie)
    Noordnederlandse Historiebijbel., Cd-rom Middelnederlands (1998), Sdu Uitgevers/Standaard Uitgeverij, Den Haag/Antwerpen, fol. 16rb op dbnl.org
  4. Weblink bron “Een leerling heeft recht op ongeziene onvoldoendes” (22 augustus 2024) op nrc.nl
  5. Weblink bron
    Anja Helmink-Stam
    “Ronald weet heel goed dat hij liegt” (24-10-2017), Reformatorisch Dagblad
  6. De nieuwsgierige vrouwen.
    Spectoriaale schouwburg, Volume 12, 1783
  7. Weblink bron
    Dr. J.H. Gallée en Mr. S. Muller Fz. (uitg.)
    Berijmd verhaal van het beleg van IJsselstein door Gelder en Utrecht in 1511: Dit is belech van Utert voer IJselsteijn. (1511) in: Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap, Deel 4 (1881), Kemink & Zoon, Utrecht, p. 685 op dbnl.org
  8. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.