leugen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  leugen    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈløɣə(n)/ (2 lettergrepen)
    • (Noord-Nederland): /ˈlʏːχən/
    • (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ˈløːɣən/
Woordafbreking
  • leu·gen
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord leugen leugens
verkleinwoord leugentje leugentjes

Zelfstandig naamwoord

deleugenv/m

  1. mededeling die niet waar is, met de bedoeling om anderen te misleiden
    • De jongen verzon snel een leugen om onder straf uit te komen. 
Verwante begrippen
Antoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • de vader der leugenen
    Satan (zie de Bijbel: Johannes 8:44 )
  • een leugentje om bestwil
    leugen met het excuus dat die minder schade oplevert dan het vertellen van de waarheid
  • van leugens aaneenhangen
    zeer bedrieglijk zijn; veel liegen
  • van leugens aan elkaar hangen
    zeer bedrieglijk zijn; veel liegen
Spreekwoorden
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord leugen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.