kajak
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: kajak (hulp, bestand)
Woordafbreking
- ka·jak
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘eenpersoonsvaartuigje’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1847 [1] [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kajak | kajakken kajaks |
verkleinwoord | kajakje | kajakjes |
Zelfstandig naamwoord
de kajak m
- gesloten kano om in wild water of op zee te varen
Verwante begrippen
Vertalingen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
kajakken |
kajak
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kajakken
- Ik kajak.
- gebiedende wijs van kajakken
- Kajak!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kajakken
- Kajak je?
Anagrammen
- "kajak" is een palindroom
Gangbaarheid
- Het woord kajak staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kajak" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "kajak" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ kajak op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Deens
Zelfstandig naamwoord
kajak
Anagrammen
- "kajak" is een palindroom
Verwijzingen
- kajak in: Det Danske Sprog- og LitteraturselskabDen Dankse Ordbog op website:ordnet.dk
Pools
Zelfstandig naamwoord
kajak m
Afgeleide begrippen
- kajakarz, kajakowy
Anagrammen
- "kajak" is een palindroom
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.