kalenderspreuk
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: kalenderspreuk (hulp, bestand)
Woordafbreking
- ka·len·der·spreuk
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van kalender zn en spreuk zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kalenderspreuk | kalenderspreuken |
verkleinwoord | kalenderspreukje | kalenderspreukjes |
Zelfstandig naamwoord
de kalenderspreuk v / m
- een 'wijze' spreuk of citaat die op een kalender vermeld staat
- ▸ ' 'Is dat de kalenderspreuk van de dag?' 'Volgens mij komt het uit Batman.[1]
Gangbaarheid
- Het woord kalenderspreuk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ “Onder buren” (2021), Ambo/Anthos uitgevers , ISBN 9789026356186
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.