kamerdienaar

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  kamerdienaar    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ka·mer·die·naar
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kamerdienaar kamerdienaren
kamerdienaars
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

dekamerdienaarm

  1. (beroep) persoonlijke bediende van een rijk of machtig persoon
     MarjMarja Lvovna Karagina en haar dochter! kondigde in de deuropening van de salon de enorme kamerdienaar van de gravin met basstem aan.[2]
     Hoe kwetsbaar die suikerwerken waren, ondervond de stadhouder toen hij er eentje had meegenomen naar huis. "Een onhandige kamerdienaar, die het op bevel van de prins was gaan halen om het ons te tonen, heeft het in duizend stukken op de grond laten vallen", schreef zijn vrouw hun dochter later.[3]
Synoniemen
  • lakei, herenknecht, lijfbediende, kamerbewaarder
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord kamerdienaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Oorlog en Vrede” (1869), van Oorschot, ISBN 978902825115 1
  3. Weblink bron
    Lambert Teuwissen
    “'Bernhard verbood oranje toetjes aan het hof'” (25-04-2015), NOS
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.