kannibaal

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  kannibaal    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˌkɑniˈbal/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • kan·ni·baal
Woordherkomst en -opbouw
  • via Spaans caníbal van Taíno caniba, in de betekenis van ‘menseneter’ aangetroffen vanaf 1566 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord kannibaal kannibalen
verkleinwoord kannibaaltje kannibaaltjes

Zelfstandig naamwoord

dekannibaalm [3]

  1. (persoon) mens die of dier dat vlees van zijn eigen soort eet
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord kannibaal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.