kif

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  kif    (hulp, bestand)
  • IPA: /kɪf/ (1 lettergreep)
Woordafbreking
  • kif
Woordherkomst en -opbouw
  • [A] van Marokkaans Arabisch  كيف zn  (kief), in de betekenis van ‘hasjiesj’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1961 [1]
  • [B] door deletie van de t uit  kift zn  [2]
[A] enkelvoud meervoud
naamwoord kif -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

[A]dekifv/m

  1. (maatschappij), softdrug, bereid uit ingedikt sap van gedroogde en fijngestampte vrouwelijke hennepbloemen met een hoog gehalte aan het werkzame bestanddeel THC
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen
[B] enkelvoud meervoud
naamwoord kif -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

[B]dekifv/m

  1. onenigheid veroorzaakt door afgunst
Synoniemen
  • kift (uitspraakvariant)

Gangbaarheid

  • Het woord kif staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
51 %van de Nederlanders;
56 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

Frans

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?

Zelfstandig naamwoord

kif m

  1. (spreektaal) stickie, joint [1]
  2. (spreektaal) passie, fantasie, plezier
    «La moto, c’est son kif à Patou.»
    Motorrijden is Patou's passie. [1]
  3. (spreektaal) verlangen
    «Il a le kif d’acheter une Merco.»
    Hij droomt ervan een Mercedes te kopen. [1]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.