kladderen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  kladderen    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈklɑdərə(n)/
Woordafbreking
  • klad·de·ren
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
kladderen
kladderde
gekladderd
zwak -d volledig

Werkwoord

kladderen

  1. overgankelijk slecht of onverzorgd schrijven
    • Ik kon niet lezen wat hij op dat papiertje had gekladderd. 
  2. inergatief nat- of vuilmaken door gemors of gesmeer
    • Het kind kladderde met enkele verfpotjes. 
Synoniemen
Verwante begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord kladderen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
96 %van de Nederlanders;
91 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.