klad

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  klad    (hulp, bestand)
  • IPA: /klat/ (1 lettergreep)
Woordafbreking
  • klad
Woordherkomst en -opbouw
  • zn: van Middelnederlands cladde, in de betekenis van ‘vlek’ aangetroffen vanaf 1465, verwant aan klodder [1] [2] [3] [4]
    • [2]: overdrachtelijk toegepast op materiaal dat niet vloeibaar is, vooral textiel
    • [3]: overdrachtelijk toegepast op deel van een plant dat zich aan vacht of weefsel hecht [5]
    • [4]: vermoedelijk een (verkorting) van kladschuld [6]
    • [5]: vermoedelijk een verwijzing naar de uitwerpselen die deze vogels verspreidt; gelet op het Duits Klätscher zou het ook om een klanknabootsing kunnen gaan [7] [8]
    • [6]: vermoedelijk een (verkorting) van kladboek, kladwerk of kladpapier als aanduiding van een eerdere met inkt geschreven versie waarin nog vlekken mochten voorkomen omdat zij door een definitieve, nette versie zou worden vervangen [9]
    • [7]: (verkorting) van kladpapier in de betekenis "vloeipapier", vooral gangbaar in Belgisch-Nederlands [10]
  • ww:  kladden ww  zonder de uitgang -en
enkelvoud meervoud
naamwoord klad kladden
verkleinwoord kladje kladjes

Zelfstandig naamwoord

dekladv/m

  1. stukje dat van een wat vloeibaar geheel is losgeraakt, ook als het na verloop van tijd is opgedroogd; vooral gebruikt als het zit op een oppervlak waar dat ongewenst is
  2. losgeraakt deel, stuk weefsel
  3. (plantkunde) bloemhoofdje met stekeltjes
  4. uitgestelde betaling
  5. (dierkunde) in het wild levende duif

hetklado

  1. papier waarop voorlopige aantekeningen zijn gemaakt
  2. (figuurlijk) voorlopige opzet
  3. (historisch) sterk absorberend papier, gebruikt om bij het schrijven een overmaat van inkt weg te deppen voordat er vlekken ontstaan
Schrijfwijzen
Synoniemen
Typische woordcombinaties
  • [6] een kladje maken
  • [4] op de klad
  • [7] in klad
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • [1] de klad in komen
    sterk achteruitgaan door tegenspoed en verwaarlozing
  • [2] bij de kladden nemen/grijpen/pakken/vatten
    stevig vastpakken zodat wegvluchten niet mogelijk is
 De dief werd al snel bij de kladden gegrepen. 
  • [1] Jan Klad
    iemand die knoeit
  • [4] op de klad halen
    op krediet aanschaffen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
kladden

klad

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kladden
    • Ik klad. 
  2. gebiedende wijs van kladden
    • Klad! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kladden
    • Klad je? 

Gangbaarheid

  • Het woord klad staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.[11]

Verwijzingen

Pools

Zelfstandig naamwoord

klad m

  1. (biologie) clade

Meer informatie

Tsjechisch

Uitspraak
  • IPA: /klat/
Woordafbreking
  • klad
Woordherkomst en -opbouw
  • [1], [2] Afgeleid van het werkwoord klást, [3] Afgeleid van het Oudgriekse κλάδος (klados)

Zelfstandig naamwoord

klad monbezield

  1. voordeel
  2. ordening, volgorde
  3. (biologie) clade
Verbuiging
Synoniemen
  1. přednost v, výhoda v
Antoniemen
  1. zápor monbezield, nevýhoda v
Afgeleide begrippen
  • kladistika v
  • kladný
  • kladogram monbezield
Typische woordcombinaties
  • klad mapových listů – de volgorde van kaartbladen
  • klady a zápory monbezieldmv
Verwante begrippen
  • kladně (bw.)

Meer informatie

Verwijzingen

    Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.