kledingstuk

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  kledingstuk    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • kle·ding·stuk
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kledingstuk kledingstukken
verkleinwoord kledingstukje kledingstukjes

Zelfstandig naamwoord

hetkledingstuko

  1. een deel van de kleding
    • Hij kocht dat kledingstuk op de markt. 
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord kledingstuk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.