kleinzoon

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  kleinzoon    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈklɛinzon/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • klein·zoon
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘mannelijk kleinkind’ voor het eerst aangetroffen in 1661 [1]
  • uit Frans petit-fils, samenstelling van  klein  en  zoon 
enkelvoud meervoud
naamwoord kleinzoon kleinzoons
kleinzonen
verkleinwoord kleinzoontje kleinzoontjes

Zelfstandig naamwoord

dekleinzoonm

  1. (familie) een zoon van iemands kind, een mannelijk kleinkind
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord kleinzoon staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.