klokhuis

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  klokhuis    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈklɔkhœys/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • klok·huis
Woordherkomst en -opbouw
  • van Middelnederlands clochuus, op te vatten als samenstelling van  klok zn "luidklok"  en  huis zn "behuizing"  [1] [2]
    • [1] (figuurlijk) gebruikt, omdat de holle ruimte voor de pitten doet denken aan de ruimte waarin klokken hangen, in de betekenis van ‘zaadhuisje van appels en peren’ voor het eerst aangetroffen in 1500 [3]
enkelvoud meervoud
naamwoord klokhuis klokhuizen
verkleinwoord klokhuisje klokhuisjes

Zelfstandig naamwoord

hetklokhuiso

  1. binnenste van vruchten als appels en peren, met een holle ruimte voor de pitten
    • In het klokhuis van een appel bevinden zich de pitten. 
  2. (bouwkunde) bouwsel waarin luidklokken hangen
     Tegen de zuidzijde van het koor bevindt zich de voormalige sacristie, nu kerkeraadskamer, en tegen de westgevel van de zijbeuk een klokhuis.[4]
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord klokhuis staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.