koekje

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  koekje    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈkukjə/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • koek·je
Woordherkomst en -opbouw
[1] enkelvoud meervoud
naamwoord - -
verkleinwoord koekje koekjes

Zelfstandig naamwoord

hetkoekjeo

  1. dim. tant. (voeding) klein baksel dat meestal bij de koffie of thee genuttigd wordt
    • De jongens wilden graag een koekje hebben. 
  2. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord koek
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
Overerving en ontlening
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord koekje staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.