kook

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  kook    (hulp, bestand)
  • IPA: /kok/
Woordafbreking
  • kook
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kook -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

dekookv/m [3]

  1. de toestand van koken [4]
    • Breng de aardappelen nu aan de kook 

Werkwoord

vervoeging van
koken

kook

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van koken
    • Ik kook. 
  2. gebiedende wijs van koken
    • Kook! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van koken
    • Kook je? 
Afgeleide begrippen
Anagrammen

Gangbaarheid

  • Het woord kook staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.