kostuum

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  kostuum    (hulp, bestand)
  • IPA: /kɔsˈtym/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • kos·tuum
Woordherkomst en -opbouw
  • van Frans  coutume zn , in de betekenis van ‘kleding, pak’ voor het eerst aangetroffen in 1799 [1] [2] [3]
enkelvoud meervoud
naamwoord kostuum kostuums
verkleinwoord kostuumpje kostuumpjes

Zelfstandig naamwoord

hetkostuumo

  1. (kleding) de kleding van iemand die bij een bepaalde activiteit, een ambt of een toneelrol hoort
    • Wat een mooi kostuum heb je aan! 
  2. (kleding) een stel kleren, een jas, een broek en een vest voor mannen
    • We moesten daar in kostuum heen. 
Schrijfwijzen
  • costuum (variant in de officiële spelling tot 1864/83)
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord kostuum staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.