kwetsen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  kwetsen    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈkwɛtsə(n)/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • kwet·sen
Woordherkomst en -opbouw
  • Ontwikkeld uit Middelnederlands quetcen, uit Oudnederlands quezzon “kwetsen” (10e eeuw). In de betekenis van ‘beschadigen, bezeren’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1240 [1].
  • Herkomst onduidelijk, mogelijk ontleend aan of beïnvloed door Oudfrans quasser kwetsen, kneuzen, verbrijzelen (modern Frans casser, Picardisch quachier), ook in Duits quetschen kneuzen (Middelhoogduits quetzen, quetschen slaan, verwonden). [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
kwetsen
kwetste
gekwetst
zwak -t volledig

Werkwoord

kwetsen

  1. beschadigen, schaden
    • De tocht over de hobbelige keien kwetste de geplukte bosbessen die we achter in de auto hadden liggen. 
  2. beledigen, schofferen
    • Hij voelde zich erg gekwetst door die opmerking. 
Vertalingen

Zelfstandig naamwoord

dekwetsenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord kwets

Gangbaarheid

  • Het woord kwetsen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.