laat

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  laat    (hulp, bestand)
  • IPA: /lat/ (1 lettergreep)
Woordafbreking
  • laat
Woordherkomst en -opbouw
  • (bijvoeglijk naamwoord) erfwoord via het Middelnederlandse late van de Germaanse stam lata. Verwant met het Gotische lats, Oudsaksische lat, Oudnoords latr en Latijn lassus. Van Indo-Europees *leh1d-. In de betekenis ‘niet vroeg’ voor het eerst aangetroffen in 1281 [1][2]
  • (zelfstandig naamwoord) erfwoord van Middelnederlands laet, late. Vermoedelijk afgeleid van het ww. laten. Uiteindelijk dezelfde wortel in het PIE als het bijvoeglijk naamwoord. [2]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen laatlaterlaatst
verbogen latelaterelaatste
partitief laatslaters-

Bijvoeglijk naamwoord

laat

  1. na het moment dat was voorzien
     Op de kaart stond namelijk dat er over 15 kilometer een meertje (Lake Morena) zou zijn, maar ik liep erg langzaam en het werd al laat.[3]
     Aan de ene kant wilde ik in de late middag zo snel mogelijk de pas over, maar aan de andere kant zou het de volgende ochtend veel veiliger zijn doordat de sneeuw ’s ochtends vroeg nog bevroren zou zijn, waardoor er minder kans op wegglijden was.[3]
  2. (sociologie) (van opgroeiende kinderen) met een langzamere ontwikkeling dan wat normaal is
    • Wanneer is een kind laat met praten? 
Antoniemen
Hyponiemen
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden

[1]

  • Voor de waarheid is het nooit te laat.
  • Weten hoe laat het is
Doorzien hoe een bepaalde situatie in elkaar zit (en daaruit voor zichzelf de juiste conclusies trekken)
Overerving en ontlening
Vertalingen
enkelvoud meervoud
naamwoord laat laten
verkleinwoord laatje laatjes

Zelfstandig naamwoord

delaatm

  1. (geschiedenis), (maatschappij) in de middeleeuwen een halfvrije boer [1] die levenslang verplicht was op een bepaalde plaats bepaalde werkzaamheden voor een landheer te verrichten
    • Een laat was oorspronkelijk een cijnsplichtige, behorend bij een bepaald domein.[4] 
Synoniemen
Afgeleide begrippen
  • laatbank, laathoeve

Werkwoord

vervoeging van
laten

laat

  1. enkelvoud tegenwoordige tijd van laten
  2. gebiedende wijs van laten
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord laat staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.