landbezitter

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  landbezitter    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • land·be·zit·ter
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord landbezitter landbezitters
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

delandbezitterm [1]

  1. persoon die de eigenaarsrechten bezit van een stuk land
     Enkele dagen later - op 8 juli - zou Joey een taxi hebben genomen naar de stad Adana, die op ruim twee uur rijden van Silifke ligt. Diezelfde dag wordt hij nog gezien door de Turkse eigenaar van het land waarop Bjorn en Derya een huis wilden bouwen. Volgens de landbezitter hebben de drie ruzie.[2]
     Overigens meldt de Argentijnse website dat kapitaalkrachtige landbezitters in Río Negro dit soort verbeteringen aan hun eigendommen nooit aangeven bij de overheid.[3]
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord 'landbezitter' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Weblink bron “Wat we weten over de zaak van het drietal uit Haaksbergen in Turkije” (14 augustus 2017, 14:42), NOS
  3. Weblink bron
    Jan Hoedeman en Jeroen Schmale
    “Politiek wil opheldering over Argentijnse berichten rond belastingontduiking Máxima” (29-01-2019), Tubantia
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.