leblam

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  leblam    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈlɛplɑm/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • leb·lam
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord leblam leblammeren
verkleinwoord leblammetje leblammetjes

Zelfstandig naamwoord

hetleblamo

  1. (veeteelt) jong schaap dat niet door de moeder wordt gezoogd, maar door mensen met andere melk wordt grootgebracht
    • "En elk jaar laten we een leblam loslopen over het erf. Ze loopt nooit weg, tot verbazing van de gasten." Het schattige lammetje levert boerin Hennie de bijnaam "moeder van ooitje op". [1]
Schrijfwijzen
  • leplam
Synoniemen
Opmerkingen
  • Van Dale Groot Woordenboek van de Nederlandse taal vermeldt sinds de 12e druk (1992) "leblam" met als enige betekenis "(het) lazarus". Omdat hiervan nog geen voorbeeldzinnen zijn aangetroffen, is deze betekenis hierboven niet vermeld.

Gangbaarheid

  • Het woord 'leblam' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
8 %van de Nederlanders;
5 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.