leeneed

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  leeneed    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈlenet/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • leen·eed
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord leeneed leeneden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

deleeneedm

  1. (leenstelsel) eed van trouw die een vazal aflegt aan zijn leenheer

Gangbaarheid

  • Het woord leeneed staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
26 %van de Nederlanders;
35 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.