lie

Engels

enkelvoud meervoud
lie lies
vervoeging
onbepaalde wijs to  lie 
he/she/it  lies 
verleden tijd  lied 
voltooid
deelwoord
 lied 
onvoltooid
deelwoord
 lying 
gebiedende wijs  lie 
vervoeging
onbepaalde wijs to  lie 
he/she/it  lies 
verleden tijd  lay 
voltooid
deelwoord
 lain 
onvoltooid
deelwoord
 lying 
gebiedende wijs  lie 
Uitspraak
  • Geluid:  lie (VS)    (hulp, bestand)
  • IPA: /laɪ/
  • SAMPA: /laI/
Woordherkomst en -opbouw
  • (zelfstandig naamwoord) Afkomstig van het Oudengelse leoga.
  • (werkwoord 1) Afkomstig van het Oudengelse lēogan.
  • (werkwoord 2) Afkomstig van het Oudengelse licgan.

Zelfstandig naamwoord

lie

  1. leugen, onwaarheid

Werkwoord

lie

  1. onovergankelijk liegen


Werkwoord

lie

  1. onovergankelijk liggen


Spaans

Werkwoord

vervoeging van
liar

lie

  1. eerste persoon enkelvoud verleden tijd (pretérito indefinido) van liar
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.