lunch

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  lunch    (hulp, bestand)
  • IPA: /lʏnʃ/ (1 lettergreep); /lɵnsʲ/, /lɵnʃ/
Woordafbreking
  • lunch
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘maaltijd rond middaguur’ voor het eerst aangetroffen in 1855 [1][2]
enkelvoud meervoud
naamwoord lunch lunchen
lunches
verkleinwoord lunchje lunchjes

Zelfstandig naamwoord

delunchm

  1. (voeding) een maaltijd rond of iets na het middaguur
     'Dertig jaar geleden zat het hier helemaal vol', zegt Claudette Bonin (60), serveerster van het Relais des Routier in Dordives. Nu zijn een paar tafels bezet voor de lunch.[3]
     Zo wist ik precies wat ik moest inkopen voor ontbijt, lunch en avondeten en hoeveel wc-papier, wet-wipes en proteïnepoeder ik nodig zou hebben voor elk deel van de trail.[4]
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
lunchen

lunch

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van lunchen
    • Ik lunch. 
  2. gebiedende wijs van lunchen
    • Lunch! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van lunchen
    • Lunch je? 
Spreekwoorden

Gangbaarheid

  • Het woord lunch staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. "lunch" in:
    Sijs, Nicoline van der
    , Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org
    ; ISBN 90 204 2045 3
  2. lunch op website: Etymologiebank.nl
  3. Weblink bron
    Peter Giesen
    “Route Nationale 7, leuker dan de Route du Soleil” (30 juli 2014), de Volkskrant
  4. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
  5. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be

Engels

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: /lʌntʃ/
enkelvoud meervoud
lunch lunches

Zelfstandig naamwoord

lunch

  1. (voeding) lunch, middagmaal

Werkwoord

vervoeging
onbepaalde wijs to  lunch 
he/she/it  lunches 
verleden tijd  lunched 
voltooid
deelwoord
 lunched 
onvoltooid
deelwoord
 lunching 
gebiedende wijs  lunch 

lunch

  1. (voeding), onovergankelijk lunchen, de lunch gebruiken
  2. (voeding), overgankelijk de lunch opdienen of serveren [aan]

Zweeds

Uitspraak
  • Geluid:  lunch    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • lunch

Zelfstandig naamwoord

lunch g

  1. (voeding) middageten, lunch
    «Vad skall vi ha till lunch idag?»
    Wat zullen we vandaag eten met de lunch?
Verbuiging
lunchs enkelvoud meervoud
  onbepaald bepaald onbepaald bepaald
  nominatief     lunch     lunchen     luncher     luncherna  
  genitief     lunchs     lunchens     lunchers     lunchernas  
Afgeleide begrippen
  • lunchtid
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.