messchede

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  messchede    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈmɛsxedə/ (3 lettergrepen); /ˈmɛssxedə/
Woordafbreking
  • mes·sche·de
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord messchede messchedes
messcheden
verkleinwoord messchedetje messchedetjes

Zelfstandig naamwoord

demesschedev/m

  1. een nauwsluitende houder waarin het lemmet van een mes ter bescherming opgeborgen wordt
  2. (tweekleppigen) Solen marginatus  een marien tweekleppig weekdier, met een geheel rechte schelp
    • De meeste messchedes gevonden op Nederlandse stranden zijn van fossiele herkomst. 
Synoniemen
Hyperoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord messchede staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
81 %van de Nederlanders;
87 %van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.